Als je de eerste keer een wedstrijd moet gaan zwemmen dan is het normaal dat je een aantal vragen hebt.
Normaal gezien wordt er geen georganiseerd vervoer geregeld, maar heb je problemen om op de zwemlocatie te geraken, aarzel dan niet om contact met ons op te nemen. In veel gevallen heeft iemand nog wel een plaatsje vrij in de wagen.
In de nabije toekomst zal je op onze site ook de wegbeschrijvingen vinden van het zwembad in Turnhout naar de clubs waar we meestal gaan zwemmen. Controleer in elk geval het adres waar je moet zijn alvorens in de auto te stappen. Je zou verwachten dat het niet moeilijk is om eender welk zwembad te vinden door gewoon naar het dorp te rijden van het zwembad, maar je zou snel verbaasd zijn hoe moeilijk sommige zwembaden te vinden zijn.
Ben je bij het zwembad aangekomen dan zal er iemand van de club jou staan opwachten aan de inkom. Ben je al wat te laat dan volg je de aanwijzigen “zwemmers” en kleed je je om.
Afhankelijk van de club waar je gaat zwemmen zijn er groepscabines voorzien of moet je je omkleden in individuele kleedcabines.
In de meeste gevallen is het zwembad tijdens een wedstrijd afgesloten voor het publiek. Je zal dan zien dat de zwemmers hun kleding gewoon in de kleedcabines laten hangen. Volg in dat geval hun voorbeeld, maar laat geen waardevolle spullen achter – steek die in je zwemzak die je meeneemt naar het zwembad.
Heb je nog steeds niemand van de club gezien, panikeer niet en loop gewoon naar het zwembad. Het zal niet lang duren of je herkent wel een KSTer aan zijn groene kleur. Zorg ervoor dat de trainer weet dat je er bent en je wordt zo verder geholpen.
Voor de ouders is het verhaal anders … nadat je kind verdwenen is in de kleedkamers ga je naar de inkom (waar je meestal moet betalen voor inkom en een programma), en zoekt dan een plaatsje uit in de cafetaria, de tribune of soms zelfs naast het zwembad.
Als er een wedstrijd plaatsvind waaraan de zwemmer kan meedoen zal de zwemclub vragen of je al dan niet wil inschrijven.
Is een zwemmer ingeschreven, dan wordt de aanwezigheid op de wedstrijd verwacht. Niemand verwacht natuurlijk dat er een wedstrijd wordt gezwommen als de zwemmer ziek is. We verwachten wel dat je iets laat weten aan de verantwoordelijke: danny.peinen@zwemclubkst.be
Een wedstrijd zou normaal gezien niet langer mogen duren dan 4 uur.
Je neemt best ook een extra zwembroek/badpak mee. Als je immers met een natte zwembroek of badpak blijft rondlopen tussen twee wedstrijden koelen de spieren af waardoor je niet goed meer kan presteren.
Verder voorzie je best iets om je met bezig te houden (een boek, computerspelletje, …).
Het klinkt allemaal saaier dan het is, de meeste zwemmers kunnen ook nogal wat afpraten, spelen (als dit mogelijk is) of gewoon een dutje doen. Wat kan en mag hangt meestal af van het zwembad en de regels van de organiserende club.
Wedstrijdindeling
Voor elke wedstrijd wordt een programma opgesteld door de organiserende club. Bezoekers van de wedstrijd krijgen dit programma aan de inkom (tegen betaling).
De eerste keer als je naar zo’n wedstrijdprogramma kijkt is de indeling soms een beetje raar. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat een redelijk jonge zwemmer het moet opnemen tegen oudere zwemmers (elke zwemmer heeft een uniek nummer samengesteld uit CLUB/NUMMER/GEBOORTEJAAR – en daar kan je dus uit afleiden hoe oud een zwemmer ongeveer is).
De reden hiervoor is dat zwemmers niet tegen leeftijdsgenoten zwemmen, maar tegen zwemmers die ongeveer even snel zwemmen. Als referentietijd wordt de snelste tijd van de laatste 12 maanden genomen. Zwemmers die nog geen officiele tijd hebben voor een bepaalde wedstrijd worden beschouwd als de traagste zwemmers.
Let wel op, als een zwemmer overgaat van “niet-vergunningshouder” naar competitiezwemmer, dan tellen de tijden die behaald zijn bij de niet-vergunningshouders niet meer. De tijden behaald tijdens niet-vergunningshouder wedstrijden zijn immers niet officieel.
De reeksen in een wedstrijd lopen op en beginnen met reeks 1. Eerst zwemmen dus de traagste zwemmers en als laatst in een wedstrijd komen de snelste zwemmers aan bod.
Soms gebeurt het wel eens dat je een zwemmer helemaal alleen ziet zwemmen en je hoort langs de zijlijn wel eens “ocharme”, of “hoe kan dat toch”. Spijtig genoeg kan dit gebeuren maar het gebeurt niet veel.
Bij de opstelling van het zwemprogramma moeten er in elke baan minstens drie zwemmers worden opgesteld. Als er op de wedstrijddag echter twee forfaits worden gegeven dan kan het zijn dat de enige overblijvende zwemmer de wedstrijd alleen moet afmaken. Het gebeurt gelukkig niet veel, maar dit is puur toeval – en dus zeker geen kwaad opzet.
De start
Elke wedstrijd begint met een start … dus laten we de startprocedure even uitleggen.
De start in vrije slag, schoolslag, vlinderslag en individuele wisselslag gebeurt met een duiksprong van de startblok.
Voor de start van de wedstrijd moeten de zwemmers op de badrand blijven staan. Bij het lange fluitsignaal van de kamprechter nemen de zwemmers plaats op het startblok en blijven daar. Op het bevel van de starter “Op uw plaatsen” nemen zij onmiddellijk een starthouding aan met minstens één voet aan de voorzijde van het startblok. De stand van de handen is zonder belang.
De starter moet nu wachten tot alle zwemmers onbeweeglijk zijn. Pas dan geeft de starter het startsignaal.
Het is dus niet zo dat je kan verwachten dat de tijd tussen “Op uw plaatsen” en het fluitsignaal steeds even lang zal duren. De les is “wacht op het fluitsignaal”.
De start bij de rugslag en de wisselslag-aflossing gebeurt met de zwemmers in het water.
Bij het lange fluitsignaal van de kamprechter gaan de zwemmers dadelijk te water. Bij het tweede lange fluitsignaal van de kamprechter nemen zij de startpositie aan. De startpositie bij rugslag wil zeggen dat de handen de starthandgrepen dienen vast te grijpen.
Wanneer alle zwemmers de juiste starthouding hebben aangenomen, beveelt de starter “Op Uw Plaatsen”. De starter moet nu wachten tot alle zwemmers onbeweeglijk zijn. Pas dan geeft de starter het startsignaal.
Vertrekt een zwemmer toch te vroeg (valse start) dan kan het zijn dat de kamprechter beslist om de start te herhalen.
Waarop oefenen we bij de niet-vergunninghouders ?
Vrije slag
De vrije slag is de eenvoudigste van alle zwemstijlen omdat bijna alles mag. De zwemmer mag tijdens de wedstrijd zelfs op de bodem gaan staan (hij mag echter niet wandelen of zich afdrukken van de bodem).
Tijdens de “Vrije Slag” mag de zwemmer om het even welke stijl zwemmen … zelfs niet officiele of zelf uitgevonden slagen mogen.
Het enige waar de zwemmer op moet letten is dat bij het beëindigen van elke lengte en bij de aankomst, een lichaamsdeel
van de zwemmer de muur te raakt. Als de zwemmer bij het maken van het keerpunt de muur niet kan raken, mag hij zelfs terugzwemmen om de muur alsnog te raken (dit is beter dan uitgesloten te worden).
Tijdens de ganse wedstrijd moet een deel van het lichaam van de zwemmer het wateroppervlak doorbreken. Na een keerpunt en na de start mag de zwemmer onder water zwemmen. Zijn hoofd dient het wateroppervlak te doorbreken ten laatste 15 meter na start of keerpunt.
Nochtans “Vrije slag” dus een vrij te kiezen stijl is, wordt deze meestal in crawl gezwommen omdat dit voor veel zwemmers de snelste zwemstijl is.
Rugslag
Bij deze stijl “mag” ook veel – zolang de zwemmer maar op de rug zwemt. (Staan op de bodem en terugzwemmen zoals bij vrije slag mag echter niet).
Bij het startsignaal en na het keren duwt de zwemmer zich af en zwemt op de rug gedurende de hele wedstrijd, behalve bij het uitvoeren van een tuimelkeerpunt. In rugligging wil zeggen dat de rug steeds naar beneden moet gericht blijven (beneden in de ruimste zin van het woord … maar de rug keren naar de zijkant van het bad is dus niet toegestaan).
Gedurende de wedstrijd moet een deel van het lichaam het wateroppervlak doorbreken. Enkel vanaf de uitvoering van het keerpunt en na de start mag de zwemmer tot 15 meter onder water blijven.
Gedurende het keerpunt dient een deel van het lichaam van de zwemmer de muur aan te raken. Bij rugslag zijn er twee keerpunten mogelijk. Het tuimelkeerpunt en het klassieke keerpunt. Het keerpunt moet vanaf het verlaten van de rugligging ononderbroken worden uitgevoerd.
Nadat de zwemmer de borstligging heeft aangenomen mag nog een armtrekbeweging worden uitgevoerd (met 1 of 2 armen tegelijkertijd). Dit moet gevolgt worden door de tuimeling waarna de zwemmer de muur raakt. De zwemmer moet de rugligging terug aangenomen hebben wanneer hij de muur verlaat.
Tuimelkeerpunten bij rugslag zorgen vooral bij jongere zwemmers soms voor problemen; echter “oefening baart kunst”.
Schoolslag
Vanaf het begin van de eerste armbeweging, na start en na elk keerpunt, moet het lichaam op de borst blijven liggen. Het is niet toegelaten zich op eender welk ogenblik op de rug te draaien.
Tijdens de wedstrijd is de bewegingscyclus een armbeweging gevolgd door een beenbeweging – dit moet gedurende de ganse wedstrijd worden aangehouden.
De armen van de zwemmer moeten tegelijkertijd bewegen (en symmetrisch zijn – dus zonder afwisselende bewegingen). De benen moeten ook tegelijkertijd en symmetrisch bewegen. De voeten moeten buitenwaarts tijdens duwfase – ze mogen boven water komen, maar niet om een verdoken dolfijnslag uit te voeren tijdens het zwemmen.
De ellebogen moeten onder het wateroppervlak blijven, behalve bij de laatste armbeweging bij het keerpunt, gedurende het keerpunt en bij de laatste armbeweging bij de aankomst (er is geen beperking op de handen – alleen de ellebogen zijn van belang).
Behalve tijdens de eerste slag na start en na elk keerpunt mogen de handen bij het terugkeren niet voorbij de heupen gebracht worden.
Tijdens elke volledige cyclus moet een deel van het hoofd boven het wateroppervlak komen.
Na de start en na elk keerpunt mag de zwemmer één armbeweging maken waarbij de armen volledig tot aan de benen gebracht worden. Het hoofd dient evenwel het wateroppervlak te doorbreken alvorens de handen terug naar binnen gebracht worden op het ogenblik dat zij de maximale zijwaartse uitstrekking bereiken van de tweede armbeweging.
Eén vlinderbeenslag is toegelaten tijdens de eerste armslag gevolgd door een schoolslag beenbeweging. Het lichaam mag onder water zijn.
Bij ieder keerpunt en bij de aankomst moet het contact met de muur met beide handen gelijktijdig gebeuren, hetzij gelijk met, hetzij boven, hetzij onder het wateroppervlak.
Wanneer krijg je je vergunning ?
Tijdopmetingen
Het belangrijkste voor de zwemmer is zijn uiteindelijk gezwommen tijd. Bij niet vergunninghouders staat er meestal 1 tijdopnemer per baan, met een handtijd. De tijd die deze persoon heeft gemeten wordt genoteerd. Deze tijd kan mogelijk een beetje afwijken van jouw handtijd als je zelf ook tijd zou opnemen maar er gaan geen seconden verschil op zitten. Daarom kan je ook op de uitslag kijken die wordt uitgehangen in het zwembad om te zien of er geen fouten zouden gemaakt zijn. (Sommige ouders zouden een “te snelle tijd” bijvoorbeeld best leuk vinden, maar voor een kind is dan niet zo – want dan kan het wel even duren voor het kind die tijd zal kunnen verbeteren).